Materiaal

Gegevens over boules en baan

Boule en But

Er bestaan verschillende soorten boules. Oorspronkelijk waren ze van hout, rondom bespijkerd met spijkers met grote platte koppen. Sommige waren mooi versierd met koperen en ijzeren spijkers.

Ver voor de tweede wereldoorlog, zo rond 1925, werden de eerste holle metalen boules gefabriceerd door de nu nog bestaande Franse boules- fabriek “Obut” in St. Bonnet le Château. Dat plaatsje ligt vlak bij St. Etienne en heeft ook een jeu de boulesmuseum.

Het toegestane gewicht van echte wedstrijdboules varieert van 650 tot 800 gram. De diameter mag minimaal 705 en maximaal 800 mm zijn. Een wedstrijdboule herken je aan een nummer. Elke wedstrijdboule die de fabriek verlaat heeft een serienummer. Zonder dat nummer is het een Boule Loisir, een vrijetijdsboule. Met een Boule Loisir mag je op officiële toernooien en competities niet spelen! En op de wedstrijdboule mag het serienummer niet onleesbaar zijn anders kan een scheidsrechter die boule afkeuren.

Er bestaan gladde boules, die worden meestal door “tireurs” gebruikt, en boules met verschillende soorten ringversiering. Die worden door de “plaatsers” gebruikt. Een plaatser speelt vaak met een kleinere boule dan een tireur. Een kleinere boule is immers iets moeilijker te raken. Omgekeerd kun je met een iets grotere ‘zachte’ boule makkelijker een geplaatste boule wegschieten. Boules zijn meestal metaalkleurig, maar tegenwoordig zijn er ook boules in de handel met gekleurde ringen. Dat is om de partijen uit elkaar te houden, voor toeschouwers en spelers reuze handig.

Het but is meestal van buxushout. De toegestane doorsnee van een but is minimaal 35 en maximaal 37 mm. Het mag verschillende kleuren hebben.


Meetapparatuur

Dan is er nog het meten. Er zijn veel soorten meetapparaten in de handel, van goedkoop tot heel duur. Het meest simpele is natuurlijk meten op z’n Frans: twee langs elkaar schuivende takjes. Voor het zuivere meten is een stijve rolmaat met grote cijfers en een duidelijke mm aanduiding het beste. Daarnaast is het handig om voor het nauwkeurige meten een uitschuifbare pen of antenne te hebben.


Puntentellers

Voor het bijhouden van de punten zijn ook verschillende apparaatjes in de handel. De meest gebruikte individuele teller is de leren teller met twee cijferschijven die je kunt draaien.

Van het meest gebruikte model in clubverband ziet u het door ons sinds 1958 gebruikte model.

Zelf een pétanquebaan aanleggen

Pétanque kan op zeer veel verschillende soorten terreinen worden gespeeld, maar het beste oppervlak wordt gevormd door los gestort en licht aangewalst fijn grind of fijne steenslag. Gravel of fijn gebroken schelpen worden ook wel gebruikt, maar maken het spel minder interessant door een te grote regelmaat. Perfect glad moet het terrein beslist niet zijn. De onregelmatigheden van het terrein maken een essentieel onderdeel uit van de spelproblemen. Een goede drainage is echter wel gewenst. De opbouw van het speelterrein is sterk afhankelijk van de plaatselijke bodemgesteldheid. Het beste kan men aan de gemeentelijke plantsoenendienst vragen hoe men ter plaatse een grindgedekt parkpad zou aanleggen.

Per speelterrein is er officieel een oppervlakte van 4 bij 15 meter nodig, maar minder (bijv. 3 bij 13 meter) is in de praktijk meestal voldoende. Het uitzetten van banen is alleen nodig als zich heel veel spelers op een open terrein bevinden en kan voorkomen dat partijen door elkaar heen gespeeld gaan worden.Voor de afscheiding van banen is dun touw (bijv. oranje nylon draad) van 1 à 3 mm dikte zeer geschikt. Een terreinbegrenzing is niet direct noodzakelijk maar kan het doorstoten of op de rijbaan komen van boules voorkomen. Hiertoe kan een rand van steen of houten bielzen worden geplaatst. Steen heeft als nadeel dat het sneller kapotgegooid wordt. Indien belijning wordt toegepast dient deze rand op minimaal 10 cm van de lijnen geplaatst te worden.

Tenslotte volgt nog een opsomming van de opbouw van een Jeu de Boulesbaan (Pétanque baan) zoals die volgens de Nederlandse Jeu de Boulesbond (NJBB) zou moeten zijn.

In het algemeen is de opbouw van boven naar beneden als volgt:

· toplaag (3 à 4 mm)

· fundering (plm 10 cm)

· watervoerende laag (plm 20 cm)

Toplaag:

Voorkomen dient te worden dat de oppervlakte waterpas ligt, natuurlijke glooingen maken het spel aantrekkelijker. De toplaag kan bestaan uit:

· 2 à 3 cm leem, ingewalst met 1 cm grind (0-8 mm); hiervoor kan ook split worden gebruikt of

· grof zand gemengd met gemalen mergel (gemalen mergel is niet makkelijk verkrijgbaar) of

· halfverhardings-toplaagmateriaal, het nadeel kan hierbij zijn dat het veld te glad en daardoor te makkelijk wordt

· en erg belangrijk (diamagnetisch materiaal) dus níet ijzerhoudend i.v.m. de gebuikte boule-magneten.

Fundering:

De fundering kan gelijk zijn aan die van halfverhardingen:

· lava (0-15/25 mm) of

· sintels (0-15/25 mm)

Wanneer de vloer als ondergrond beton of iets dergelijks heeft, dan kan volstaan worden met de beschreven toplaag, maar dan met een dikte van 20 cm.

Watervoerende laag:

Als watervoerende laag kan vrij grof zand worden genomen, met een minimale dikte van 20 cm. Uiteraard kan deze laag plaatselijk al aanwezig zijn. Of al dan niet moet worden gedraineerd hangt af van de plaatselijke situatie.

Als watervoerende laag kan ook gebroken puin, max. Ø 7 cm, worden gebruikt.